Onze reis van ca 460 mijl vanaf de Bahama’s naar Charleston begint langzaam. Gelukkig halen we dankzij de Gennaker en het vlakke ondiepe water de eerste dag genoeg snelheid om te kunnen zeilen. Op dag 2 komen we in de Golfstroom die voor de kust van Florida in noordelijke richting stroomt en halen snelheden van meer dan 10 knopen. Dat schiet tenminste op. Aan het eind valt de wind weer weg en moet de motor toch nog ca 6 uur aan om de haven van Charleston binnen te komen.
Dan begint het inklaren. Ik bel keurig het nummer wat op de customs and border police pagina staat. Maar krijg geen gehoor. Al tijden geleden ben ik begonnen met de procedure voor het inklaren. Er bestaat een ingewikkelde app voor. In de app heb ik onze gegevens ingevuld. Nog op de Bahama’s geef ik in de app aan dat we er aan komen, maar de app geeft als antwoord dat we te ver van Amerika zijn om onze aanvraag in behandeling te nemen. Bij aankomst in Charleston beschik ik nog niet over internet dus dan maar telefonisch. Helaas krijg ik geen contact. Na een uurtje vragen we maar een bij de naast gelegen Amerikaanse boot die ook net binnen gelopen is. Ik krijg een ander telefoonnummer en gelukkig krijg ik officer Huff aan de telefoon. Niet veel later later liggen we in de City marina omdat we anders niet kunnen inklaren. Gebruik makend van hun WIFi netwerk verstuur ik de gegevens in de app en bel opnieuw met officer Huff. Over een uur komen ze ons bezoeken in de Marina. Daar worden er foto’s en vingerafdrukken genomen en krijgen we onze cruising permit uitgereikt. We zijn ‘binnen’! Ik moet nog wel de volgende morgen even bellen met het kantoor van de cruising permit, ze hebben nog een paar vragen. Braaf doe ik wat ze heeft gezegd en bel de volgende dag. Of ik begrijp wat de cruising permit in houdt. En ja, dat heb ik wel gelezen. Iedere keer dat we ons verplaatsen moet ik dat doorgegeven aan de daartoe bevoegde instanties. Het wordt dik gedrukt weergegeven op onze cruising permit. Er wordt nog toegevoegd: such report shall be made immediately upon arrival. Jeroen en ik zijn verbaasd over deze procedure: het lijken hier wel Russische toestanden.
Op dag 1 ontdekken we al dat Charleston te groot is om lopend allerlei ‘highlights’ te bezoeken, en dus hebben we onze fietsen ergens bij de haven gestald en liggen wij even verderop voor anker. We fietsen op onze vouwfietsen door Charleston en vinden het heerlijk om weer een goede supermarkt en botenwinkel te vinden. Regelen internet en boeken een concert, gaan naar Boone Hall; een oude plantage en bezoeken het vliegdekschip USS Yorktown. Charleston was vroeger het centrum van de slavenhandel van Amerika; ca 40% van alle slaven in Amerika kwam via Charleston het land binnen. Boone Hall is een voormalige slavenplantage, het herbouwde landhuis staat in pracht en praal temidden van bossen, moerassen en landbouwgronden. Hier wordt de geschiedenis verteld over wat Amerika deed met de slaven aan schoolkinderen. Boone Hall is groot geworden door het maken van stenen. Veel van de stenen in Charleston zijn afkomstig van deze plantage. Onderweg er naar toe verteld de buschauffeur dat ze bij opgravingen ontdekten dat de slaven dierenbotten begroeven, dus zo slecht hadden ze het nog niet. We leren later dat ze dit deden zodat niet ontdekt werd dat ze stroopten of jaagden. Er staan nog een tiental slavenhuisjes op het terrein en in 1 daarvan staat een ijzeren twee persoons bed. Aan de andere kant van de toegangsdeur staan nog een paar stoelen. Eigenlijk doet het geheel nog wel enigszins gezellig aan. Maar we leren later dat in deze huisjes 12 tot 14 personen woonden en dat het verboden was om meubilair te hebben. Gelukkig wordt bij de diverse lezingen wel het echte verhaal verteld. Maar ik vind het opmerkelijk dat Amerika o.a. rijk en groot geworden is door slavernij en dat opnieuw veel geld verdiend wordt aan toeristen over dit slavernij verleden.
Ondertussen ontdekken we bij een inspectie van de stagen en mast dat een aantal stagen gebroken is. Daarmee kunnen we niet verder zeilen en dus in afwachting van nieuwe stagen lassen we maar een klusweek in, we hebben immers alles bij de hand. De stagen worden door onszelf gedemonteerd en nieuwe worden besteld. Het toilet lekt dus worden daar onderdelen vervangen. De defecte kachel wordt gerepareerd want die zouden we in het noorden wel eens nodig kunnen hebben. De watertank lekt na een half jaar opnieuw en wordt uit ons ‘schuurtje’, een van onze achterste hutten gehaald. We lassen het nieuwe lek dit keer zelf met behulp van een soldeerbout en plastic van tiewraps. Of het voldoende is, we hopen het maar. We bestellen brandstoffilters, oliefilters, anodes ed om de motor te gaan vertroetelen. Als we het bedrijf bellen en vragen of we met de bus, 28 km verderop, kunnen komen, krijgen we als antwoord: ‘A Bus’, what’s that?, hij kan het ons niet vertellen. ‘Take an Uber’ is zijn antwoord. We ontdekken dat er een rechtstreekse bus is met een busstop op 200 meter van de onderneming. Schokkend vinden we het om te ontdekken dat wij de enige blanken in de bus zijn. Omdat ons koelwaterhuis steeds meer gaat lekken besluiten we dat dit vervangen moet worden. Een kostbare geschiedenis want dat gaat ons misschien wel 2500 Dollar kosten. Na wat mailtjes naar diverse ondernemingen krijgen we het aanbod voor een tweedehands koelwaterhuis. Dat kost ons minder dan de helft. Dus laten we het opsturen naar de marina. Een ander probleem waar we tegen aan lopen is onze gas voorziening. Campinggaz is hier niet te krijgen en het is onmogelijk ze te laten vullen zoals we in de meeste landen tot dusver deden. We bestellen twee ‘Amerikaanse’ gasflessen en laten ze bezorgen bij de ‘hublocker’ bij de ingang van de Marina. Een soort van postbus die je open kan maken met een code die je toe gestuurd krijgt. Zo groeien we langzaam in onze nieuwe Amerikaanse wereld.
Na bijna 3 weken Charleston gaan we verder naar Beaufort, een tocht van ca 36 uur. We lichten het anker waarbij we eerst een oude buitenboordmotor omhoog krijgen en vervolgens een verroest oud anker boven water krijgen van een andere boot. Onze ankerketting is compleet aangegroeid, een klus voor in Beaufort. Daar genieten we opnieuw van de houten huizen met schommelstoelen en schommelbanken op de veranda’s.