Deze cursusweek had ik een stel jonge honden aan boord.
Twee van hen waren eerder zeilinstructeur geweest bij YMCA-zeilkampen voor jongeren.
Uit hun verhalen en anekdotes kon ik wel begrijpen dat dergelijke kampen een
iets andere lading hadden dan de cursusweek die voor hen lag. Ondanks dat ik met
jonge honden te maken had wilden ze ook wel een beetje vakantie, luieren,
uitslapen, lekker eten ed. De mannelijke hormonen begonnen pas op te spelen
toen ik ze een wedstrijdje liet doen met een ander zeiljacht.
Na een avondtocht vanaf Texel hadden we ’s avonds de boot afgemeerd aan de kop van de steiger in Den Helder. ‘s Ochtends bleek dat we de boot zo hadden afgemeerd dat een andere boot slechts weg kon door een bepaalde motormanoeuvre.
Mijn cursisten zaten binnen de tocht naar Den Oever voor te bereiden en ondertussen hoorden we regelmatig motorgeluiden van vertrekkende boten. Niets om je zorgen over te maken maar ik stak toch eens even mijn hoofd door het luik naar buiten om te kijken wat er allemaal gebeurde.
Ik zag dat de boot die wij hadden ingesloten bezig was met hun motormanoeuvre. Al het rubber hing voorop de boeg, vrouwlief ging de discussie met haar man aan hoe ze weg wilde varen, manlief stond aan het roer en hield een achtertros angstvallig strak vast. Ik zag dat ze de landvast waarvan ze gebruik wilden maken niet goed hadden staan. De oplossing was zo simpel. Ik kon het dan ook niet laten en zei: ‘mag ik een tip geven’, en begon ongevraagd uit te leggen wat ze anders moesten doen om bij de steiger weg te komen. De man bleef angstvallig met zijn rug naar mij toe staan. Vrouwlief snapte de manoeuvre maar door zijn brede rug begreep ik dat hij er niets van wilde weten.
Nog een keer probeerden ze het zonder iets te veranderen aan de uitgangspositie. Er kwam dan ook geen beweging in de boot. Ik zei: ‘Ik wil niet stoken, maar’….Oeps vanuit onze boot ontsteeg een ingehouden gejoel…. Ik kon mijn tong wel afbijten. Om hun uitzicht te geven op een oplossing zei ik tegen hen: ‘wij gaan met een kwartiertje, twintig minuten weg’.
Het echtpaar lag toevallig tijdens het schutten ook in de sluis van Den Oever. Zij voorop het dek met de landvast losjes in de hand. Hij achterop, de rug naar ons toegekeerd, de landvast zo strak als mogelijk in de hand. Ik mompelde tegen mijn cursisten: “Ik wil niet stoken…. Maar zou het mes wel klaar liggen om de touwen door te snijden?
Binnen werd ik door mijn cursisten eens flink door de mangel gehaald. Ze hadden helemaal gelijk. Even later gooiden wij de trossen los en zagen, terwijl wij de zeilen aan het hijsen waren, het echtpaar van de steiger los komen, een rolfokje uitrollen en zo onderweg gaan naar Den Oever. Wij gingen met vol tuig achter hen aan en waren hen in een mum van tijd voorbij. In het voorbijgaan riepen mijn cursisten mij toe: ‘Wij willen niet stoken’…