We doen het rustig aan de eerste 2 weken na onze aankomst in Suriname. Er arriveren na ons nog 3 boten op marina Waterland, wat het aantal bemande boten aan de steiger op 5 brengt. 4 Nederlandse boten en Mothership adrift arriveert. Met hen, een Engelse boot met een gezin met drie kinderen aan boord, hadden we in Lefkada (Griekenland) al contact; we waren er buren. Nu in Suriname een kwart aardbol verder ontmoeten we elkaar opnieuw. Wat is de wereld klein! We maken een paar korte uitstapjes naar Paramaribo en een tocht naar de jodensavanne, 50 km ten zuiden van ons. Er zijn daar graven en resten te vinden van een Joodse nederzetting in de vorige eeuwen. Marina Waterland huisvest naast een aantal vakantiewoningen ook ca. 5 luiaards. Ze verblijven hoog in de bomen om daar de jonge blaadjes te eten. Één keer per week komen ze naar beneden om hun behoefte te doen en wij zijn de gelukkigen die daar getuige van zijn.
Ondertussen spreken we af met de andere boten om een tocht te ondernemen naar Dan Paati. Een rivierlodge op een eilandje in de Suriname rivier, nog voorbij het Brokopondo stuwmeer, waar de Suriname rivier door heen stroomt. Het resort speelt een belangrijke 8rol in de duurzame ontwikkeling van het gebied en een groot deel van hun winst gaat rechtstreeks naar lokale zorg projecten en micro-economische ondernemingen. Op dinsdagochtend worden we opgehaald door Tony onze reisgids en gaan per mini bus naar Atjoni, ongeveer 2,5 uur rijden. Vandaar is de rivier de enige mogelijkheid om verder naar het zuiden te komen. De rivier is een snelweg geworden door een dichtbegroeid groen gebied en wordt druk bevaren met korjaals. Het zijn lange boten met een buitenboordmotor die met een flinke snelheid over de rivier varen. Alle goederen, etenswaren die niet lokaal worden verbouwd en personenvervoer gaat met korjaals naar de nederzettingen langs de rivier.
‘s Middags leidt Tony ons rond op het eiland. De volgende dag bezoeken we na een half uurtje varen de nederzetting Pikie Seei, waar we na een wandeling door het dorpje het Saamaka museum bezoeken. Het museum is opgericht door de plaatselijke bevolking om zo de manier van wonen en werken van de Saramakaanse bevolking vast te leggen zodat verleden en de huidige werkelijkheid niet vergeten wordt. De eerdere generaties bevolking waren gevluchte slaven van de plantages die hun heenkomen hebben gezocht in de bush. Van daaruit beschermden zij zichzelf tegen de zoektochten naar hen maar vielen ook de plantages en hun beheerders aan. We leren er veel over de gebruiken en leefwijze van deze mensen. Ondertussen leert Tony ons ook enkele woorden en korte zinnetjes in het Sranantongo, de plaatselijke taal.
‘s Middags vermaken we ons met zwemmen, kalebas bewerken en ontdek ik familie aap in de boom. Gebiologeerd sta ik een uurtje te kijken hoe de ouders met hun jongen op de rug door de bomen heen zwerven. Onderwijl laten ze een voedselspoor achter op de grond. Één hap uit een vrucht en dan maar laten vallen en op zoek naar de volgende vrucht.