We liggen voor anker op de Cottica rivier. De rivier slingert door het noordelijke gedeelte van Suriname door het tropisch regenwoud. Samen met mothership adrift zijn we onderweg naar Moengo, in het district Marowijne. Vanmorgen om half zeven vertrokken we vanaf het plaatsje Alliance om met het tij mee stroomopwaarts te gaan. In de buurt van het plaatsje Alliance ligt plantage Bakkie aan de Warappa kreek waar Bas Spek en Masha Mormon wonen. We gaan er met de bijboot naar toe. In 2007 ging Masha op zoek naar haar voorouders en vond de plantage op naam van haar voorouders. Samen besloten ze te blijven en groeven de Warappa kreek die naar de Atlantische oceaan leidt opnieuw uit. De vondsten die ze hierbij ontdekten zijn de basis van het kleine museum Bakkie. Naderhand zitten we samen met de crew van mothership adrift in de tuin en genieten we misschien nog wel meer van haar uitleg over de vruchten, kruiden, groenten en vruchten in de tuin. De kokosboom spant wel de kroon; alles daarvan wordt verwerkt tot voedsel of een attribuut wat in de huishouding kan worden gebruikt.
We bezochten eerder plantage Peperpot en plantage Frederiksdorp. Twee van de plantages die tegenwoordig uitgebaat worden als restaurant en vakantieonderkomen. Op plantage Frederiksdorp doen we een rondleiding over het terrein en komen zo meer te weten over het vroegere leven op de plantage. We huren er fietsen en ontdekken zo de omgeving. Bij een groen inmiddels scheef staand huis blijven we stil staan, het heeft een bijzondere charme. De eigenaar nodigt ons uit om een kijkje te nemen en doet zijn verhaal. Zijn broers en zussen, 14 in totaal, wonen allemaal in Nederland. Zijn voorouders kwamen uit India en daarom heeft hij een klein Hindu altaartje en gebedsvlaggen in de tuin. Hij bezit 80 hectare grond en verbouwt hier diverse groenten en fruitsoorten die in Paramaribo verkocht worden. Zijn vereelte handen vertellen het verhaal van een lang en hard werkzaam leven. De blijdschap straalt van zijn gezicht als hij ons dit kan vertellen. Met een tas vol sterappels gaan we verder en zijn weer een beetje wijzer geworden over dit kleurrijke en diverse land.
Van de oude plantages is inmiddels niet veel meer over en meestal heeft het tropisch regenwoud zijn eigendom weer terug genomen. We slingeren dan ook tussen muren van groen richting Moengo. De waterkaart die we bij de maritieme autoriteit Suriname (MAS) aanschaften geeft nog de diverse namen aan van plantages en nederzettingen van de oorspronkelijke bewoners: de indianen. We zijn vanmorgen lekker opgeschoten en laten het anker vallen in een ondiep stuk wanneer de stroom kentert. Het ligt in onze bedoeling om aan het eind van de middag weer anker op te gaan en nog een stuk verder te gaan. Helaas heeft mothership adrift een boomstam tegen hun boot en ankerketting aangekregen, die niet meer los te krijgen is, waardoor we moeten wachten op de kentering van het tij. We hopen dat daardoor de boomstam de andere kant op drijft. Uiteindelijk weten ze hem tegen het tijdstip van de kentering los te krijgen. Niet veel later stroomt de boomstam al weer terug naar hun schip maar gaat dit keer gelukkig om hun heen. Het is te laat om nog verder te gaan dus spreken we af om morgen om 7 uur weer anker op te gaan. We genieten van de oerwoud geluiden en zien de apen in de bomen springen. De regen maakt het feestje compleet en doet de tropische temperatuur enigszins dalen.
‘Het zal toch maar gebeuren, dat er nu een coaster van 100 meter aankomt’, merkt Jeroen op. ‘Zo snel kunnen we niet anker op gaan’ merk ik op. Voordat we vertrokken hebben we de maritieme autoriteit Suriname gemeld dat we deze tocht gingen ondernemen en zagen op hun site geen meldingen van scheepsverkeer op de Cottica rivier. Zo af en toe vaart een dergelijk schip deze route naar Moengo om daar te bevoorraden. Voorheen werd de rivier vooral gebruikt om bauxiet af te voeren.
Bij Moengo aangekomen kunnen we niet verder vanwege een brug die daar gebouwd is. We lopen door het dorpje op zoek naar de supermarkt en het pompstation voor benzine voor de buitenboordmotor. Ook slaan we wat vers fruit en groente in. Het is opmerkelijk hoe arm het stadje is. Voorheen, ca 100 jaar geleden werd Moengo gesticht voor de winning van bauxiet. In de 2e Wereldoorlog speelde het een grote rol bij de vervaardiging van aluminium voor de oorlogsindustrie. Inmiddels zijn de voorraden bauxiet op en is er weinig meer over van de glansrijke stad in het midden van de vorige eeuw. Veel armoedige chinese supermarkten houden het stadje levendig. De vervallen voormalige directeurswoning ‘Casa Blanca’ van de bauxietindustrie doet nog denken aan deze glorieuze tijd. Bij aankomst bij deze villa stapt een triest figuur het huis uit, hij spreekt wat wartaal; is hij zwaar verslaafd of psychiatrisch patiënt? Hij vertelt dat hij de eigenaar van het pand is. Wij vermoeden dat hij als kraker in het huis woont. Hij is de personificatie van de armoedige werkloze jeugd die hier op straat rond hangt.
Nadat we de verjaardag gevierd hebben van de jongste van de crew van mothership adrift wordt het tijd om terug te gaan. We zoeken uit wanneer de beste tijd is om te vertrekken ivm het tij. Het tij van de oceaan zet door tot aan Moengo, ca 80 mijl stroomopwaarts. We willen een dorpje bezoeken om iets meer van de leefwijze van de mensen te weten te komen van afgelegen dorpjes. We glijden langs een paar nederzettingen maar zien niemand. Uiteindelijk zien we een oudere en jongere man bij een dorpje en vragen we toestemming om bij hen te komen kijken. De jongen vertelt dat er in het dorp slechts 4 mensen wonen. Een ouder echtpaar en hij samen met zijn moeder die later in de buurt van haar zoon gaat zitten. We vermoeden dat ze slechtziend, misschien zelfs blind is. Volgens de jonge man komen er tijdens vakanties wel meer mensen. Het oudere echtpaar heeft een stukje grond wat verder in de bush en verbouwt daar groente. Voor ons is het een raadsel hoe deze mensen in alle eenzaamheid hier kunnen wonen. We gaan weer naar de boten en wachten tot we de stroom weer mee hebben om verder te gaan. Het wordt al schemerig wanneer we langs een ander dorpje komen waar een hele groep kinderen ons luidkeels roept en toe zwaait. We laten het anker vallen en gaan aan land. Zoals gebruikelijk laten we ons door de kinderen naar de kapitein van het dorp brengen en vragen hem om toestemming om het dorp te mogen bekijken. Twee flessen parbo bier krijgt hij als geschenk. De kinderen krijgen een lolly.
We vervolgen onze weg naar naar een kreek waar we willen proberen nog wat ‘wild’ te spotten. De lange broek en shirt met lange mouwen gaat aan om ons te beschermen tegen de steekmuggen. Op nog onbedekte ledematen wordt een flinke laag deet gesmeerd en dan gaan we. De stilte van het oerwoud en het kabaal van de vogels en apen is adembenemend. Langzaam laten we ons drijven op de stroom. Jeroen zag al twee keer eerder een zeekoe zijn kop boven water steken. Nu zien we de brulapen zitten. Later horen we het kabaal wat ze maken. Op deze wijze geven ze aan hun soortgenoten in welk gebied zij zitten. Tegen het eind zien we stelletje blauw-gele papegaaien met veel kabaal door de lucht vliegen. Uiteindelijk versperren boomstammen ons de weg en vliegen vleermuizen verschrikt op als we te dicht bij komen. Wat kan het tropisch regenwoud mooi zijn.
De volgende dag ankeren we bij Braamspunt waar de Surinamerivier uitmondt in de zee. Het is schildpadden tijd. De schildpadden komen ‘s nachts aan land om hun eieren in te begraven op het strand. De beste tijd om ze te spotten is vroeg in de morgen. Om half zes gaat de wekker en een kwartiertje later wordt de buitenboordmotor van het bijbootje gestart. Het is nog donker en de ebstroom is heftig. Samen met de crew van mothership, gewapend met zaklantaarns, zoeken we ons een weg door de visnetten heen naar het strand. We lopen het hele strand af naar het einde maar zien geen schildpadden meer. Inmiddels heeft de zo’n het van het maansikkeltje over genomen en zien we her en der verse sporen en pas gegraven ‘geboortekuilen’. Ongelofelijk hoe lang die soms zijn; het lijkt er op dat ze de weg volkomen kwijt geraakt zijn. We besluiten om ‘s avonds ons geluk nog een keer te beproeven. Om zeven uur ‘s avonds, in het laatste daglicht bereiken we het strand. Omdat we de schildpadden nog niet direct verwachten schuilen we voor de regen in een leegstaande overkapping. We besluiten om in kleine groepjes te gaan patrouilleren. Om negen uur hebben we nog niets gezien; inmiddels zitten we op het donkere strand. Slechts de witte strepen schuim van de aanspoelende golven zijn goed zichtbaar. Maar geen enkele zwarte bolle rug baant zich daar doorheen. We besluiten om half tien terug te lopen naar de bijbootjes. Langs de witte schuimrand lopen we richting de bijbootjes. En dan ineens zie ik een spoor van de waterrand naar het hoger gelegen mulle gedeelte van strand lopen. En halverwege het strand , aan het einde van het spoor, zie ik een enorme donkere bult. Het ligt roerloos op het strand; ook wij staan roerloos toe te kijken. Dan komt het in beweging. Met de korte voorpoten tilt de schildpad zich op en laat zich vervolgens 20 cm verderop weer vallen. Het gaat in een moordend langzaam tempo; schildpadwaardig zou ik het willen noemen. Dan bereikt de schildpad het rulle zand. Hij draait zijn kopje eens wat in het rond en begint onverstoorbaar met zijn korte voorpoten te graven. Het zand vliegt door de lucht, wat een schouwspel. Het hele proces tot en met het eieren leggen en terugkeer naar zee kan zo maar een paar uur duren. Wij lopen uiteindelijk verder en komen onderweg nog 4 schildpadden tegen. We houden afstand, schijnen niet met witte lichten en moeten het in het donker aanschouwen. ‘Wat een wonder van de natuur’ zegt Jeroen. Ik beaam: ‘wat een bevalling’.